de jas is vuil
lies is in de tuin. lies
is bij jan. -
wat doe je, jan? -
ik speel met een bal, -
hoe komt die vlek op die bal? -
de bal viel in een plas. de
bal valt neer. lies
gaat naar de bal. ze
pakt de bal. maar
oeps... de vlek is nog nat. nat
van de plas. nu
is lies vuil. haar
hand is vuil. haar
jas is vuil. dat
zal mam zien, en
dan is mam boos. jan
komt bij lies. hij
neemt een doek. hij
doet de vlek weg. -
dank je wel, jan. -
speel je nu mee, lies? -
dat doe ik, jan. lies
is nu blij. ze
geeft jan een zoen. |
|
© Ph. Thiran